De publieke ruimte verdwijnt

De publieke ruimte verdwijnt

De publieke ruimte of openbare ruimte laat zich volgens Wikipedia omschrijven als ‘de gemeenschappelijke fysieke ruimte die leden van een samenleving hebben, inclusief de daarop betrekking hebbende mentale en sociale ruimte’. Ik voeg daar direct maar de ‘virtuele’ ruimte aan toe ook.

We kennen in Nederland, maar ook in andere landen, een overheid die de publieke ruimte reguleert. Dat gebeurt niet alleen via bestemmingsplannen, maar ook met wetgeving die de goede zeden borgt, zoals het verbod op openbaar dronkenschap of openbare sex. Ook dien je de samenleving, via de overheid, te betalen als je commercieel van publieke ruimte gebruik maakt, zoals bij precario rechten het geval is.

Hoe we als samenleving denken over de publieke ruimte en hoe we verwachten dat de overheid de zaak voor ons organiseert is een dynamisch iets en verandert met de tijd mee. In het kader van de Trendrede 2014 een kritische noot. Ik zie ontwikkelingen, waarbij wij als publiek nu al bijna aan de zijlijn staan en dus onze overheid niet kunnen aanzetten tot een herordening van de publieke ruimte in de toekomst. Zorgelijk is het, dat deze onmacht de gevestigde (bestuurlijke) orde eigenlijk wel goed uitkomt, want een echte democratie is ons land allang niet meer. Onze regenten blijven proberen alle innovaties en maatschappelijke ontwikkelingen in de oude vakjes te stoppen, zodat de verandering onder controle blijft.

Zelfrijdende auto’s
Een van die ontwikkelingen hierbij is het Internet-of-things, waarbij in het kort gezegd onze omgeving intelligenter wordt dan wijzelf. Google zet daarin enorme stappen momenteel. De komende jaren worden er wel 30 tot 50 miljard ‘apparaten’ aan elkaar verbonden, van zelfrijdende auto’s tot boodschappen bestellende koelkasten, van een intelligent wegdek tot apps, die onze gezondheid monitoren. Prima en leuk, totdat mijn verzekeraar (van die mooie gezondheids-monitor-app in dat coole gratis polshorloge) na 3 waarschuwingen om mijn slaapgedrag aan te passen, automatisch de premie verhoogt. Hetgeen volgens de 20 keer aangepaste kleine lettertjes echt mag. Of totdat mijn Google Car weigert van route te veranderen als ik hem/haar daar impulsief om vraag, omdat ik die route niet ‘op tijd heb aangevraagd’. Maar wat denkt u van die weg waarop ik rijd, die weet wie ik ben, die weet waar naar toe ik onderweg ben en hoe laat ik op een volgende bestemming moet zijn. En dat gebouw op die bestemming? Die controleert direct of ik daar Pietje wel ontmoet en niet Marietje. Of andersom. Maar wie weet dat dan nog meer? Mijn werkgever? De winkeleigenaar in dat gebouw, die me direct meld dat de schoenen die ik vorige maand zocht op het Web, bij hem/haar te koop zijn? Mijn overheid? Mijn Nederlandse overheid, die ervoor zorgt dat we in Nederland de meeste telefoontaps ter wereld gebruiken en daarmee nu al aangeeft hoezeer ze haar burgers vertrouwt. Diezelfde overheid, die groot afnemer aan het worden is van drones met gezichtsherkenning. Voor overheden in meer dictatoriale landen is het Internet of Things pas een echte uitkomst: alles en iedereen kan dag en nacht in de gaten gehouden worden en alle bewegingen zijn zichtbaar en daarmee controleerbaar.

Mensen zeggen vaak: ik heb niets te verbergen. Dat zal wel, maar dat is een kortzichtige gedachte. Een ‘like’ op Facebook bij de Amsterdamse Gay Parade is kiezen voor de zekerheid om over 3 jaar uit de rij te worden gepikt voor een echt niet vriendelijk verlopend oponthoud bij aankomst op Poetin’s luchthaven in Moskou.

En over Facebook, de virtuele-ruimte-koning, gesproken: Facebook heeft toegegeven te experimenteren met de beïnvloeding van de stemming van haar gebruikers, door de berichten stroom te manipuleren. Dat neigt naar Huxley’s Brave New World, maar nog veel slimmer en onzichtbaar. Toen ik Huxley’s boek voor het eerst las vond ik het al ‘creepy’. Maar de ‘creeps’ zijn inmiddels allang onder ons en nemen het publieke domein van het volk over. Dat is voor mij een verontrustende gedachte, want juist in Society30 hoort het publieke domein te zijn wat het zegt dat het is: van het publiek!

 

Ronald van den Hoff